SVM Publishing organiseert in samenwerking met Schrijverspunt een schrijfwedstrijd voor NA-verhalen. Toen ik dit zag, kon ik het niet laten ook na te denken over een inzending. Het thema is Op en naast het veld. Sport dus. Een idee had ik al, maar ik moest het nog uitwerken en dat liet even op zich wachten. Maar terwijl ik na een yin yoga-les in Savasana lag, zag ik de scène van begin tot eind voor me en heb na de les meteen een opzetje geschreven in de notitie-app van mijn telefoon.

Eenmaal thuis was het binnen twee uur af. Ik heb helaas niet gewonnen, maar hier kun je mijn inzending lezen!

 

*****

Zodra ik de sportzaal betreed, weet ik dat het mis is. Ik hoor het aan de manier waarop zijn vuisten de bokszak raken, aan zijn gejaagde ademhaling en aan de woedende grom die de ruimte vult als hij een laatste klap uitdeelt. Terwijl Ryan een slok water neemt en me zijn rug toekeert, zet ik mijn sporttas neer en doe mijn haar in een hoge staart. Zijn donkere haar is doorweekt van het zweet, evenals zijn simpele zwarte t-shirt. Zijn vuisten zijn slechts gewikkeld in bandage. Zelf omhul ik mijn handen met de zwarte handschoenen die ik twee jaar geleden heb gekocht, toen ik met hem begon te trainen. 

Ik weet dat hij me gezien heeft, maar Ryan blijft me negeren als hij zijn fles water op de grond gooit en opnieuw tekeer gaat tegen de bokszak. Met een boogje loop ik om hem heen; uiteindelijk beland ik achter de bokszak en ik hou het ding vast zodat hij meer weerstand heeft. Met mijn hele lichaam houd ik de bokszak onder controle, maar Ryan zet immens veel kracht achter zijn klappen, dus ik moet hard werken. Nog niet één keer heeft hij me aangekeken, maar hij schudt zijn hoofd, een duidelijk teken dat ik niets moet vragen. Ik mag hem nooit iets vragen. 

‘Ryan…’ probeer ik, als hij tien minuten later nog steeds geen adempauze heeft genomen.  

‘Ga weg, Storm. Ik heb je al gezegd dat onze lessen erop zitten,’ hijgt hij, terwijl zijn wilde ogen me kort aankijken. ‘Ik kan je niets meer leren.’ 

Hoofdschuddend glimlach ik naar hem. ‘En dat accepteer ik nu net zo min als toen je een paar jaar geleden zei dat je me geen les wilde geven.’

Mijn blik werd naar hem toegetrokken zodra ik voor het eerst een voet over de drempel zette. Volledig in zijn eigen wereld nam hij de bokszak onder handen en ik wist dat als ik van iemand zelfverdediging wilde leren, hij het was. Hij wees me af als leerling toen ik hem benaderde. Een paar weken lang bleef hij volhouden dat hij niet de leraar was die ik zocht, dat ik beter iemand anders kon vinden, dat het geen goed idee zou zijn. Waarschijnlijk had hij gelijk, maar als ik ergens eenmaal mijn zinnen op zet… 

Uiteindelijk wint de aanhouder en sindsdien trainen we drie avonden in de week, nadat de sportschool al lang gesloten is. Toen ik hem vroeg waarom we niet overdag konden trainen, gaf hij me geen antwoord. Als ik vroeg hoe hij aan de sleutels kwam, negeerde hij mijn vraag. En wanneer ik vroeg of we elkaar niet een keer buiten de training om konden zien, liep hij glimlachend weg. Uiteindelijk heb ik geleerd geen vragen meer te stellen, maar iemand die zwijgt vertelt je soms meer dan iemand die antwoord geeft. Het werd me duidelijk dat hij een gevaarlijk leven leidt. 

Na zijn eerstvolgende combinatie duw ik de zak met moeite opzij en ga voor hem staan. 

‘Storm, wat…?’

De hele ruimte is gevuld met dikke matten, waarop een val geen blessures veroorzaakt. Met mijn hand tegen zijn borst duw ik hem naar achteren, naar het midden van de ruimte. We kijken beiden op door de elektrische schok die mijn hand veroorzaakt, maar negeren het, zoals we wat er tussen ons in de lucht hangt al twee jaar negeren. 

‘Die zak kan je niet het gevecht geven waar je naar op zoek bent. Ik wel.’ Ik doe een stap naar achteren en hef mijn handen, klaar voor de verdediging. ‘Kom maar.’

Voor het eerst lijkt hij rustiger, want hij staat zwaar ademhalend voor me en kijkt me aan op een manier die me overal kippenvel geeft. Een manier die ervoor zorgt dat ik heel andere dingen met hem wil doen dan vechten. Maar dit is wat hij nodig heeft. 

‘Kom!’ roep ik, terwijl ik mijn handschoen zachtjes tegen zijn wang duw. Geïrriteerd slaat hij mijn hand weg en ik zie de woede nog net terugkomen, vlak voordat hij naar me uithaalt. 

Hij heeft gelijk… hij kan me niets meer leren. Hoewel hij nog altijd sterker is dan ik, is onze techniek gelijk aan elkaar. Links, rechts, links, links, onder… Hij probeert allerlei combinaties, maar keer op keer blokkeer ik zijn aanval. 

Na vijf minuten begin ik me echt zorgen te maken. Nooit eerder heb ik hem zo gezien. Er komt geen eind aan zijn energie, alsof hij functioneert op pure adrenaline. Adrenaline die aangemaakt wordt door een emotie die hij niet zal uitspreken. 

‘Wat is er aan de hand, Ry?’ probeer ik, terwijl ik zijn arm van me afduw en een stap achteruit zet. 

Met een scherpe blik kijkt hij me aan. Hij zet een stap naar me toe zet en haalt opnieuw uit. ‘Niets.’

‘Lul niet.’

‘Verdomme Storm, je weet dat ik je niets kan vertellen.’ 

Met een snelheid die niet mogelijk zou moeten zijn bij iemand die al zo intensief bezig is geweest, doet hij een combinatie die ik niet van hem ken. Bij de laatste aanval is mijn hand niet op de juiste plek om mijn gezicht te verdedigen. Mijn hoofd draait opzij als ik zijn knokkels tegen mijn wang voel. 

‘Shit, sorry. Sorry!’

Ik weer hem af als hij mijn gezicht vast probeert te pakken om de schade te bekijken. Niet omdat ik boos ben dat hij me heeft geraakt, dat is een normaal risico in deze sport. Ook niet omdat ik mijn pijn voor hem verborgen wil houden, omdat hij zich altijd zo schuldig voelt als hij me raakt. Zelfs niets omdat ik bang voor hem ben, ook al weet ik dat ik dat waarschijnlijk zou moeten zijn. 

Ik weer hem af omdat zelfs als hij overladen is door emotie en me op alle mogelijke manieren probeert weg te duwen, ik nog steeds niets liever wil dan zijn lippen voelen op elke stukje huid dat mijn lichaam rijk is. 

Nu ben ik het die uithaalt vanwege een onuitgesproken emotie, maar Ryan laat zich niet verrassen en verdedigt meteen. Terwijl ik opnieuw in de aanval ga, probeert hij me onderzoekend aan te kijken, waarschijnlijk verward door de onverwachte storm aan emotie die op mijn gezicht te lezen valt. Ik kan er niets aan doen, ik ben boos op hem. Woedend! Omdat hij een leven heeft gekozen waarin hij niets en niemand toe kan laten. Waarin wij niet kunnen zijn wat we willen zijn, omdat het te gevaarlijk is. Omdat hij in de shit zit en niet genoeg lef heeft om eruit te klimmen. 

‘Storm.’

Hoofdschuddend geef ik hem een rechtse hoek. Hij blokkeert me niet alleen, hij grijpt mijn pols vast en meteen probeer ik hem te raken met mijn linker hand, maar ook die pols wordt gevangengenomen in een warme hand. Met man en macht probeer ik me los te rukken, maar meer dan dat probeer ik mijn verlangens te negeren. Ik wil niet naar zijn lippen kijken, of naar zijn ogen. En al helemaal niet naar zijn gespierde armen, maar hij is overal en ik kan me niet langer inhouden. Gehaast stap ik vooruit en Ryan loopt net zo lang achteruit tot zijn rug de muur raakt. Precies waar ik hem wil hebben. Zodra mijn lippen de zijne raken, laat hij mijn polsen los en legt zijn handen tegen mijn schouders. Klaar om me weg te duwen, om dit te stoppen, ook al is het zo onvermijdelijk als een zonsopkomst na een zonsondergang. Maar ik ben niet te stoppen, want elke cel in mijn lichaam wil dat ik dit doe. Mijn handen glijden als vanzelf onder zijn shirt en voelen de buikspieren waar ik al maanden verlangend naar staar als hij niet kijkt. 

Zijn grip op mijn schouders verstevigt. ‘Storm, wat doe je?’ 

‘Wat we allebei al jaren willen.’

Even staan we stil als standbeelden, onze lippen zo dicht bij elkaar dat hij mijn uitademing inademt en ik die van hem. Als ik het lef heb verzameld om hem eindelijk aan te kijken, zie ik iets wat ik niet had verwacht. 

Opluchting. 

Een seconde later heeft hij ons omgedraaid en houdt zijn hele lichaam me tegen de muur, terwijl zijn lippen de mijne aanvallen. Twee handen schuiven over mijn blote rug en de mijne gaan opnieuw op zoek naar die strakke buikspieren. Hij kust me alsof dit het enige is wat hij ooit nog wil doen, met zoveel overgave dat ik me onmiddellijk overweldigd voel. Op de meest heerlijke manier, dat wel. 

Als hij zijn heupen tegen me aan drukt, houd ik het niet meer en zet me af tegen de muur om ruimte te creëren, waarna ik hem mee naar beneden trek. Als hij me van mijn shirt heeft verlost, plakt het koude vinyl van de sportmat vast aan mijn bezwete rug, terwijl Ryans lippen mijn hals beroeren. Een rilling trekt door mijn lichaam als zijn hand naar beneden glijdt en ik kan een kreet niet onderdrukken als zijn hand me raakt op de plek waar ik liever een ander lichaamsdeel van hem voel. 

Uit het niets overspoelt een golf koude lucht me en voordat ik doorheb wat er gebeurd is, staat Ryan rechtop, hoofdschuddend, met zijn handen in zijn korte haar. Alle woede lijkt hem verlaten te hebben, maar als ik naar hem opkijk zie ik iets anders in zijn ogen, ook al probeert hij de tranen tegen te gaan. 

‘Nee,’ zucht hij. ‘Nee, Storm. Ik ben niet goed voor je. We kunnen dit niet doen.’

‘Ryan, toe,’ smeek ik. We waren zo dichtbij, dit is precies wat we allebei willen. Als ik me bedenk hoe moeilijk het gaat zijn een tweede keer door zijn ijzerharde discipline te breken, word ik overvallen door een gevoel van wanhoop. Een gevoel dat versterkt wordt als hij mijn shirt van de grond oppakt en naar me toe gooit. 

‘Ik wil dit. Jij wilt dit,’ hijg ik, terwijl ik rechtop ga zitten en naar hem opkijk. ‘We willen dit al twee jaar, waarom kunnen we niet…? Voor deze ene keer…’

De tranen die hij zo hard probeerde tegen te houden bevochtigen zijn ogen als hij zich naar me omdraait. ‘Omdat je geen idee hebt wie ik ben.’

Na die woorden draait hij zich om en beent met grote stappen de ruimte uit. Met een verhit gevoel in mijn wangen en onderbuik krabbel ik omhoog, terwijl ik hem met een zwaar hart nakijk. Als ik niet al aanvoelde dat er iets goed mis was met hem, wist ik het nu. Ik denk aan al die keren twee jaar terug dat hij me afwees als leerling en aan al die keren de afgelopen weken dat hij me vertelde dat hij me niets meer kon leren. Al twee keer zei hij dat iets niet kon gebeuren maar is het me gelukt. Inmiddels weet ik dat Ryan iemand is die zichzelf elk greintje plezier ontzegt, maar ik sta het niet toe. 

Met een hernieuwd gevoel van optimisme trek ik mijn shirt aan. Deze uitdaging kan er ook nog wel bij.